Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.
|
fluor - (scheikundig element)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamfluor zn. ‘scheikundig element (F)’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenfluor [gas] {1847} < latijn fluor [stroom, vloed], oorspronkelijk gebezigd voor vloeispaat, het mineraal dat het meeste fluor bevat. Thematische woordenboeken
P.H. van Laer (1949), Vreemde woorden in de natuurkunde, Groningen/Batavia.Fluorium (F, 9). (Lat. fluor, gen. -óris = het vloeien, vloeistof; later: vloeispaath). In zijn voornaamste verbinding vloeispaath was dit element reeds in de Middeleeuwen bekend en gebruikt als vloeimiddel bij het smelten van metalen. Het element werd voor het eerst in vrijen toestand bereid door Μοissan (1852—1907). Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015fluor ‘gas’ -> Indonesisch fluor ‘gas’; Japans † furyūoru ‘gas’;? Koreaans p'ŭlluorŭ ‘gas’ <via Japans>. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamfluor gas 1847 [KKU] <Latijn |